terugkrabbelen

Conjugations List of Terugkrabbelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrabbel terugkrabbelde terugben teruggekrabbeld
jij, je, ukrabbelt terugkrabbelde terugbent teruggekrabbeld
hij, zij, hetkrabbelt terugkrabbelde terugis teruggekrabbeld
wijkrabbelen terugkrabbelden terugzijn teruggekrabbeld
julliekrabbelen terugkrabbelden terugzijn teruggekrabbeld
zij, zekrabbelen terugkrabbelden terugzijn teruggekrabbeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugkrabbelen with some of the pronouns.

  • Hij krabbelt altijd terug als hij zich vergist.
  • Wij krabbelen nooit terug op onze beslissingen.
  • Jullie krabbelen snel terug wanneer er kritiek is.
  • De politicus krabbelt steeds vaker terug op zijn beloftes.
  • Ik krabbel niet graag terug als ik iets heb gezegd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugkrabbelen with some of the pronouns.

  • Hij krabbelde vaak terug toen hij jonger was.
  • Wij krabbelden regelmatig terug tijdens de onderhandelingen.
  • Jullie krabbelden altijd terug als het moeilijk werd.
  • De leerlingen krabbelden soms terug op hun antwoorden tijdens de toets.
  • Ik krabbelde meestal terug omdat ik twijfelde aan mijn keuzes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugkrabbelen with some of the pronouns.

  • Hij is teruggekrabbeld nadat hij de consequenties begreep.
  • Wij zijn eerder teruggekrabbeld dan verwacht.
  • Jullie zijn al meerdere keren teruggekrabbeld in deze discussie.
  • De directeur is uiteindelijk toch teruggekrabbeld op zijn besluit.
  • Ik ben nog nooit zo snel teruggekrabbeld als gisteren.