kuren

Conjugations List of Kuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkuurkuurdeheb gekuurd
jij, je, ukuurtkuurdehebt gekuurd
hij, zij, hetkuurtkuurdeheeft gekuurd
wijkurenkuurdenhebben gekuurd
julliekurenkuurdenhebben gekuurd
zij, zekurenkuurdenhebben gekuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kuren with some of the pronouns.

  • Ik kuur regelmatig om mijn gezondheid te verbeteren.
  • Jij kuurt vaak na intensieve trainingen.
  • Hij/Zij kuurt momenteel voor een sportevenement.
  • Wij kuren samen in de wellnessruimte.
  • Zij kuren dagelijks om fit te blijven.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kuren with some of the pronouns.

  • Vroeger, toen ik jong was, kuurde ik elke zomer in de bergen.
  • Toen jij aankwam, kuurde ik al een uur.
  • Zij kuurden altijd samen op zondagochtend.
  • Wij kuurden regelmatig in het oude kuuroord.
  • Elke keer dat ik gestrest was, kuurde ik om te ontspannen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kuren with some of the pronouns.

  • Ik heb gekuurd om mijn lichaam te ontspannen.
  • Jij hebt al eerder gekuurd in dit wellnesscentrum.
  • Hij/Zij heeft onlangs gekuurd tijdens de vakantie.
  • Wij hebben meerdere keren gekuurd deze maand.
  • Zij hebben vorige week gekuurd voor hun verjaardag.