bezuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bezuur | bezuurde | heb bezuurd |
jij, je, u | bezuurt | bezuurde | hebt bezuurd |
hij, zij, het | bezuurt | bezuurde | heeft bezuurd |
wij | bezuren | bezuurden | hebben bezuurd |
jullie | bezuren | bezuurden | hebben bezuurd |
zij, ze | bezuren | bezuurden | hebben bezuurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bezuren with some of the pronouns.
- Ik bezuur mijn fouten.
- Jij bezuurt je beslissingen.
- Hij bezuurt zijn onvoorzichtigheid.
- Wij bezuren onze acties.
- Zij bezuren hun keuzes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bezuren with some of the pronouns.
- Ik bezuurde mijn fouten.
- Jij bezuurde je beslissingen.
- Hij bezuurde zijn onvoorzichtigheid.
- Wij bezuurden onze acties.
- Zij bezuurden hun keuzes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bezuren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn fout bezuurd.
- Jij hebt je beslissingen bezuurd.
- Hij heeft zijn onvoorzichtigheid bezuurd.
- Wij hebben onze acties bezuurd.
- Zij hebben hun keuzes bezuurd.