verfraaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verfraai | verfraaide | heb verfraaid |
jij, je, u | verfraait | verfraaide | hebt verfraaid |
hij, zij, het | verfraait | verfraaide | heeft verfraaid |
wij | verfraaien | verfraaiden | hebben verfraaid |
jullie | verfraaien | verfraaiden | hebben verfraaid |
zij, ze | verfraaien | verfraaiden | hebben verfraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Verfraaien with some of the pronouns.
- Ik verfraai mijn huis met bloemen.
- Jij verfraait de tuin met nieuwe planten.
- Hij verfraait het schilderij met levendige kleuren.
- Wij verfraaien de kamer met mooie meubels.
- Zij verfraaien het park met sculpturen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verfraaien with some of the pronouns.
- Ik verfraaide mijn huis met bloemen.
- Jij verfraaide de tuin met nieuwe planten.
- Hij verfraaide het schilderij met levendige kleuren.
- Wij verfraaiden de kamer met mooie meubels.
- Zij verfraaiden het park met sculpturen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verfraaien with some of the pronouns.
- Ik heb mijn huis met bloemen verfraaid.
- Jij hebt de tuin met nieuwe planten verfraaid.
- Hij heeft het schilderij met levendige kleuren verfraaid.
- Wij hebben de kamer met mooie meubels verfraaid.
- Zij hebben het park met sculpturen verfraaid.