joepen

Conjugations List of Joepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjoepjoepteheb gejoept
jij, je, ujoeptjoeptehebt gejoept
hij, zij, hetjoeptjoepteheeft gejoept
wijjoepenjoeptenhebben gejoept
julliejoepenjoeptenhebben gejoept
zij, zejoepenjoeptenhebben gejoept

Presens
Beta

Example presens sentences for Joepen with some of the pronouns.

  • Ik joep vandaag naar mijn vrienden.
  • Jij joept altijd zo enthousiast.
  • Hij/Zij joept graag tijdens feestjes.
  • Wij joepen samen in het koor.
  • Zij joepen luidkeels van vreugde.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Joepen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, joep ik altijd als ik blij was.
  • Vroeger joep jij vaak in de klas.
  • Hij/Zij joepen regelmatig tijdens de training.
  • Wij joepen vroeger veel tijdens familiebijeenkomsten.
  • Zij joepen elke zomer op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Joepen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gejoepen op het podium.
  • Jij bent al eerder naar dat concert gejoepen.
  • Hij/Zij is nog nooit zo hard gejoepen.
  • Wij hebben vorig jaar samen gejoepen tijdens de wedstrijd.
  • Zij hebben deze week veel gejoepen om hun team aan te moedigen.