jammen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | jam | jamde | heb gejamd |
jij, je, u | jamt | jamde | hebt gejamd |
hij, zij, het | jamt | jamde | heeft gejamd |
wij | jammen | jamden | hebben gejamd |
jullie | jammen | jamden | hebben gejamd |
zij, ze | jammen | jamden | hebben gejamd |
PresensBeta
Example presens sentences for Jammen with some of the pronouns.
- Ik jam regelmatig met mijn vrienden.
- Jij jamt graag op de gitaar.
- Hij/zij/jammt mee in een band.
- Wij jammen elke zondagmiddag in de kelder.
- Jullie jammen vaak samen tijdens optredens.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Jammen with some of the pronouns.
- Vroeger jamde ik veel met mijn broer.
- Jij jamde altijd vol passie op je keyboard.
- Hij/zij jamde regelmatig in lokale cafés.
- Wij jamden vroeger in een kleine garage.
- Jullie jamden elke zomer op het strand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Jammen with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week gejamd met een bekende artiest.
- Jij bent al meerdere keren naar het jamfestival geweest.
- Hij/zij heeft fantastisch gejamd tijdens het concert.
- Wij zijn gisteravond met onze band aan het jammen geweest.
- Jullie hebben de hele nacht doorgejamd op het feest.