contrasteren

Conjugations List of Contrasteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcontrasteercontrasteerdeheb gecontrasteerd
jij, je, ucontrasteertcontrasteerdehebt gecontrasteerd
hij, zij, hetcontrasteertcontrasteerdeheeft gecontrasteerd
wijcontrasterencontrasteerdenhebben gecontrasteerd
julliecontrasterencontrasteerdenhebben gecontrasteerd
zij, zecontrasterencontrasteerdenhebben gecontrasteerd

Presens

Example presens sentences for Contrasteren with some of the pronouns.

  • Ik contrasteer verschillende kleuren om een visueel effect te creëren.
  • Jij contrasteert met je kledingkeuze altijd veel verschillende stijlen.
  • Hij/zij/het contrasteert scherp met de achtergrondkleur.
  • Wij contrasteren de ideeën van de twee auteurs in onze analyse.
  • Jullie contrasteren sterk met de andere groep in jullie presentatie.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Contrasteren with some of the pronouns.

  • Vroeger contrasteerde ik graag zwart-witfoto's voor mijn fotoprojecten.
  • Toen ik jong was, contrasteerde ik vaak met mijn broer in karakter.
  • In die tijd contrasteerden de architecturale stijlen aanzienlijk.
  • We contrasteerden voortdurend met elkaar tijdens de discussie.
  • Jullie contrasteerden sterk met de heersende opinie in dat debat.

Perfectum

Example perfectum sentences for Contrasteren with some of the pronouns.

  • Ik heb contrast gecreëerd tussen de twee afbeeldingen.
  • Jij hebt de kleuren perfect gecontrasteerd in jouw schilderij.
  • Hij/zij/het heeft het contrast tussen licht en donker benadrukt.
  • Wij hebben de tegenstellingen duidelijk geïllustreerd en gecontrasteerd.
  • Jullie hebben de verschillende opvattingen met elkaar gecontrasteerd.