droogzwemmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwem droog | zwom droog | heb drooggezwommen |
jij, je, u | zwemt droog | zwom droog | hebt drooggezwommen |
hij, zij, het | zwemt droog | zwom droog | heeft drooggezwommen |
wij | zwemmen droog | zwommen droog | hebben drooggezwommen |
jullie | zwemmen droog | zwommen droog | hebben drooggezwommen |
zij, ze | zwemmen droog | zwommen droog | hebben drooggezwommen |
PresensBeta
Example presens sentences for Droogzwemmen with some of the pronouns.
- Ik droogzwem
- Jij droogzwemt
- Hij/Zij/Het droogzwemt
- Wij droogzwemmen
- Jullie droogzwemmen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Droogzwemmen with some of the pronouns.
- Ik droogzwom
- Jij droogzwom
- Hij/Zij/Het droogzwom
- Wij droogzwommen
- Jullie droogzwommen
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Droogzwemmen with some of the pronouns.
- Ik heb drooggezwommen
- Jij hebt drooggezwommen
- Hij/Zij/Het heeft drooggezwommen
- Wij hebben drooggezwommen
- Jullie hebben drooggezwommen