korven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | korf | korfde | heb gekorfd |
jij, je, u | korft | korfde | hebt gekorfd |
hij, zij, het | korft | korfde | heeft gekorfd |
wij | korven | korfden | hebben gekorfd |
jullie | korven | korfden | hebben gekorfd |
zij, ze | korven | korfden | hebben gekorfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Korven with some of the pronouns.
- Ik korf de appels in de mand.
- Jij korft de ballen in het doel.
- Hij/Zij/Korft de bloemen in de vaas.
- Wij korven de vis in het net.
- Jullie korven de stenen op de grond.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Korven with some of the pronouns.
- Ik korfde de appels in de mand.
- Jij korfde de ballen in het doel.
- Hij/Zij korfde de bloemen in de vaas.
- Wij korfden de vis in het net.
- Jullie korfden de stenen op de grond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Korven with some of the pronouns.
- Ik heb de appels in de mand gekorfd.
- Jij hebt de ballen in het doel gekorfd.
- Hij/Zij heeft de bloemen in de vaas gekorfd.
- Wij hebben de vis in het net gekorfd.
- Jullie hebben de stenen op de grond gekorfd.