herbebossen

Conjugations List of Herbebossen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherbebosherbebosteheb herbebost
jij, je, uherbebostherbebostehebt herbebost
hij, zij, hetherbebostherbebosteheeft herbebost
wijherbebossenherbebostenhebben herbebost
jullieherbebossenherbebostenhebben herbebost
zij, zeherbebossenherbebostenhebben herbebost

Presens
Beta

Example presens sentences for Herbebossen with some of the pronouns.

  • Ik herbebossen de natuurgebieden.
  • Jij herbebossen de verwoeste bossen.
  • Hij/Zij herbebossen de kale terreinen.
  • Wij herbebossen de ontboste gebieden.
  • Jullie herbebossen de open vlaktes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herbebossen with some of the pronouns.

  • Ik herbebosste regelmatig in het natuurgebied.
  • Jij herbebosste vaak in de verwoeste bossen.
  • Hij/Zij herbebosste altijd op de kale terreinen.
  • Wij herbebossten regelmatig in de ontboste gebieden.
  • Jullie herbebossten soms op de open vlaktes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herbebossen with some of the pronouns.

  • Ik heb herbebost in het natuurgebied.
  • Jij hebt herbebost in de verwoeste bossen.
  • Hij/Zij heeft herbebost op de kale terreinen.
  • Wij hebben herbebost in de ontboste gebieden.
  • Jullie hebben herbebost op de open vlaktes.