recapituleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | recapituleer | recapituleerde | heb gerecapituleerd |
jij, je, u | recapituleert | recapituleerde | hebt gerecapituleerd |
hij, zij, het | recapituleert | recapituleerde | heeft gerecapituleerd |
wij | recapituleren | recapituleerden | hebben gerecapituleerd |
jullie | recapituleren | recapituleerden | hebben gerecapituleerd |
zij, ze | recapituleren | recapituleerden | hebben gerecapituleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Recapituleren with some of the pronouns.
- Ik recapituleer de lesstof voor het proefwerk.
- Jij recapituleert de belangrijkste punten van de presentatie.
- Hij/Zij recapituleert regelmatig om de stof beter te begrijpen.
- Wij recapituleren de hoofdstukken voordat we aan een nieuw onderwerp beginnen.
- Jullie recapituleren de grammaticaregels tijdens de taalles.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Recapituleren with some of the pronouns.
- Ik recapituleerde de lesstof voor het proefwerk.
- Jij recapituleerde de belangrijkste punten van de presentatie.
- Hij/Zij recapituleerde regelmatig om de stof beter te begrijpen.
- Wij recapituleerden de hoofdstukken voordat we aan een nieuw onderwerp begonnen.
- Jullie recapituleerden de grammaticaregels tijdens de taalles.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Recapituleren with some of the pronouns.
- Ik heb de leerstof gerecapituleerd voor het proefwerk.
- Jij hebt de belangrijkste punten van de presentatie gerecapituleerd.
- Hij/Zij heeft regelmatig gerecapituleerd om de stof beter te begrijpen.
- Wij hebben de hoofdstukken gerecapituleerd voordat we aan een nieuw onderwerp begonnen.
- Jullie hebben de grammaticaregels gerecapituleerd tijdens de taalles.