glinsteren

Conjugations List of Glinsteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglinsterglinsterdeheb geglinsterd
jij, je, uglinstertglinsterdehebt geglinsterd
hij, zij, hetglinstertglinsterdeheeft geglinsterd
wijglinsterenglinsterdenhebben geglinsterd
jullieglinsterenglinsterdenhebben geglinsterd
zij, zeglinsterenglinsterdenhebben geglinsterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Glinsteren with some of the pronouns.

  • De sterren glinsteren aan de hemel.
  • Het water glinstert in het zonlicht.
  • Haar ogen glinsteren van blijdschap.
  • De diamanten glinsteren in de vitrine.
  • De sneeuw glinstert op de bergtoppen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Glinsteren with some of the pronouns.

  • Vroeger glinsterden de sterren altijd aan de hemel.
  • Het water glinsterde vaak in het zonlicht.
  • Haar ogen glinsterden van geluk toen ze de verrassing zag.
  • De diamanten glinsterden prachtig in het licht.
  • De sneeuw glinsterde op de bergtoppen tijdens de winter.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Glinsteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de sterren zien glinsteren aan de hemel.
  • Het water heeft geglinsterd in het zonlicht.
  • Haar ogen hebben van blijdschap geglinsterd.
  • Ik heb de diamanten in de vitrine zien glinsteren.
  • De sneeuw heeft op de bergtoppen geglinsterd.