sappelen

Conjugations List of Sappelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksappelsappeldeheb gesappeld
jij, je, usappeltsappeldehebt gesappeld
hij, zij, hetsappeltsappeldeheeft gesappeld
wijsappelensappeldenhebben gesappeld
julliesappelensappeldenhebben gesappeld
zij, zesappelensappeldenhebben gesappeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Sappelen with some of the pronouns.

  • Ik sappel
  • Jij sappelt
  • Hij/Zij sappelt
  • Wij sappelen
  • Jullie sappelen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sappelen with some of the pronouns.

  • Ik sappelde
  • Jij sappelde
  • Hij/Zij sappelde
  • Wij sappelden
  • Jullie sappelden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sappelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesappeld
  • Jij hebt gesappeld
  • Hij/Zij heeft gesappeld
  • Wij hebben gesappeld
  • Jullie hebben gesappeld