sprietogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sprietoog | sprietoogde | heb gesprietoogd |
jij, je, u | sprietoogt | sprietoogde | hebt gesprietoogd |
hij, zij, het | sprietoogt | sprietoogde | heeft gesprietoogd |
wij | sprietogen | sprietoogden | hebben gesprietoogd |
jullie | sprietogen | sprietoogden | hebben gesprietoogd |
zij, ze | sprietogen | sprietoogden | hebben gesprietoogd |
PresensBeta
Example presens sentences for Sprietogen with some of the pronouns.
- Ik sprietogen.
- Jij sprietogent.
- Hij/Zij/Het sprietogent.
- Wij sprietogen.
- Jullie sprietogen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sprietogen with some of the pronouns.
- Ik sprietogde.
- Jij sprietogde.
- Hij/Zij/Het sprietogde.
- Wij sprietogden.
- Jullie sprietogden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sprietogen with some of the pronouns.
- Ik heb gesprietogend.
- Jij hebt gesprietogend.
- Hij/Zij/Het heeft gesprietogend.
- Wij hebben gesprietogend.
- Jullie hebben gesprietogend.