doorvliegen

Conjugations List of Doorvliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlieg doorvloog doorheb doorgevlogen
jij, je, uvliegt doorvloog doorhebt doorgevlogen
hij, zij, hetvliegt doorvloog doorheeft doorgevlogen
wijvliegen doorvlogen doorhebben doorgevlogen
jullievliegen doorvlogen doorhebben doorgevlogen
zij, zevliegen doorvlogen doorhebben doorgevlogen

Presens

Example presens sentences for Doorvliegen with some of the pronouns.

  • Ik vlieg door naar mijn volgende bestemming.
  • Je vliegt door de lucht als een vogel.
  • Hij/Zij/Het vliegt door het raam naar buiten.
  • Wij vliegen door de wolken op weg naar de zon.
  • Jullie vliegen door het parcours als professionele renners.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Doorvliegen with some of the pronouns.

  • Vroeger vloog ik altijd door met mijn verbeelding.
  • Toen ik jong was, vlogen we door de lucht in onze dromen.
  • Hij/Zij/Het vloog gisteren door naar de volgende stad.
  • In die tijd vlogen wij altijd door zonder vermoeidheid te voelen.
  • Jullie vlogen vaak door de blauwe hemel op zonnige dagen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Doorvliegen with some of the pronouns.

  • Ik ben doorgevlogen naar verschillende landen tijdens mijn vakantie.
  • Je hebt doorgevlogen zonder enige tussenlanding.
  • Hij/Zij/Het is doorgevlogen naar de andere kant van de wereld.
  • Wij zijn doorgevlogen over de prachtige bergen.
  • Jullie hebben doorgevlogen met de snelste vliegtuigen.