glarieogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | glarieoog | glarieoogde | heb geglarieoogd |
jij, je, u | glarieoogt | glarieoogde | hebt geglarieoogd |
hij, zij, het | glarieoogt | glarieoogde | heeft geglarieoogd |
wij | glarieogen | glarieoogden | hebben geglarieoogd |
jullie | glarieogen | glarieoogden | hebben geglarieoogd |
zij, ze | glarieogen | glarieoogden | hebben geglarieoogd |
Presens
Example presens sentences for Glarieogen with some of the pronouns.
- Ik glarioog in de spiegel.
- Jij glarioogt zo vaak!
- Hij/Zij/Het glarioogt tijdens feestjes.
- Wij glarioogen samen in de zonsondergang.
- Jullie glarioogen met volle overtuiging.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Glarieogen with some of the pronouns.
- Ik glarioogde vroeger vaak als kind.
- Jij glarioogde gisteren bij de kermis.
- Hij/Zij/Het glarioogde elke dag in de spiegel.
- Wij glarioogden samen tijdens de vakantie.
- Jullie glarioogden altijd tijdens optredens.
Perfectum
Example perfectum sentences for Glarieogen with some of the pronouns.
- Ik heb geglarieoogd op het podium.
- Jij bent al eerder geglarieoogd.
- Hij/Zij/Het heeft diep geglarieoogd.
- Wij zijn naar de top geglarieoogd.
- Jullie hebben intens geglarieoogd.