bevallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beval | beviel | ben bevallen |
jij, je, u | bevalt | beviel | bent bevallen |
hij, zij, het | bevalt | beviel | is bevallen |
wij | bevallen | bevielen | zijn bevallen |
jullie | bevallen | bevielen | zijn bevallen |
zij, ze | bevallen | bevielen | zijn bevallen |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevallen with some of the pronouns.
- Ik bevallen van een gezonde baby.
- Zij bevallen binnenkort van hun tweede kindje.
- Wij bevallen altijd in het ziekenhuis.
- Jij bevallen gemakkelijk en snel.
- De vrouwen bevallen met de hulp van een verloskundige.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bevallen with some of the pronouns.
- Toen ik zwanger was, beviel ik van een gezond kind.
- Vroeger bevielen vrouwen vaak thuis in plaats van in het ziekenhuis.
- Tijdens mijn eerste zwangerschap beviel ik na 8 uur weeën.
- Vroeger beviel mijn oma zonder medische hulp.
- Mijn vriendin beviel gisteren van een prachtige zoon.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevallen with some of the pronouns.
- Hij is bevallen van een prachtige dochter.
- Ze zijn vorige week bevallen van een jongen.
- We zijn al drie keer bevallen in dit ziekenhuis.
- Jullie zijn net bevallen van een tweeling.
- De moeders zijn goed bevallen van deze kraamkliniek.