etiketteren

Conjugations List of Etiketteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iketiketteeretiketteerdeheb geƫtiketteerd
jij, je, uetiketteertetiketteerdehebt geƫtiketteerd
hij, zij, hetetiketteertetiketteerdeheeft geƫtiketteerd
wijetiketterenetiketteerdenhebben geƫtiketteerd
jullieetiketterenetiketteerdenhebben geƫtiketteerd
zij, zeetiketterenetiketteerdenhebben geƫtiketteerd

Presens

Example presens sentences for Etiketteren with some of the pronouns.

  • Ik etiketteer de producten in de supermarkt.
  • Jij etiketteert de dozen met zorg.
  • Hij etiketteert de flessen volgens de richtlijnen.
  • Wij etiketteren de pakketten voor verzending.
  • Zij etiketteren de potjes nauwkeurig.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Etiketteren with some of the pronouns.

  • Ik etiketteerde de producten vroeger in de supermarkt.
  • Jij etiketteerde de dozen met zorg tijdens je stage.
  • Hij etiketteerde de flessen volgens de oude voorschriften.
  • Wij etiketteerden de pakketten voor verzending altijd samen.
  • Zij etiketteerden de potjes altijd nauwkeurig.

Perfectum

Example perfectum sentences for Etiketteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de producten in de supermarkt geĆ«tiketteerd.
  • Jij hebt de dozen zorgvuldig geĆ«tiketteerd.
  • Hij heeft de flessen volgens de richtlijnen geĆ«tiketteerd.
  • Wij hebben de pakketten voor verzending geĆ«tiketteerd.
  • Zij hebben de potjes nauwkeurig geĆ«tiketteerd.