rechtzitten

Conjugations List of Rechtzitten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzit rechtzat rechtheb rechtgezeten
jij, je, uzit rechtzat rechthebt rechtgezeten
hij, zij, hetzit rechtzat rechtheeft rechtgezeten
wijzitten rechtzaten rechthebben rechtgezeten
julliezitten rechtzaten rechthebben rechtgezeten
zij, zezitten rechtzaten rechthebben rechtgezeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Rechtzitten with some of the pronouns.

  • Ik zit recht tijdens de les.
  • Jij zit recht op je stoel.
  • Hij/zij/het zit recht aan tafel.
  • Wij zitten recht in de klas.
  • Jullie zitten recht achterin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rechtzitten with some of the pronouns.

  • Ik zat recht toen de telefoon ging.
  • Jij zat recht voordat ik binnenkwam.
  • Hij/zij/het zat recht tijdens de presentatie.
  • Wij zaten recht gedurende de hele film.
  • Jullie zaten recht tijdens de ceremonie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rechtzitten with some of the pronouns.

  • Ik heb rechtgezeten tijdens de vergadering.
  • Jij bent rechtgezeten op de bank.
  • Hij/zij/het heeft rechtgezeten op de fiets.
  • Wij hebben rechtgezeten in het theater.
  • Jullie zijn rechtgezeten aan de eettafel.