ontkiemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontkiem | ontkiemde | ben ontkiemd |
jij, je, u | ontkiemt | ontkiemde | bent ontkiemd |
hij, zij, het | ontkiemt | ontkiemde | is ontkiemd |
wij | ontkiemen | ontkiemden | zijn ontkiemd |
jullie | ontkiemen | ontkiemden | zijn ontkiemd |
zij, ze | ontkiemen | ontkiemden | zijn ontkiemd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontkiemen with some of the pronouns.
- De zaden ontkiemen snel in de warme grond.
- Ik zie dat de planten beginnen te ontkiemen.
- Wij leren hoe zaadjes kunnen ontkiemen.
- Jij kan de kiemen al zien groeien.
- De tuiniers verwachten dat de bloemen binnenkort zullen ontkiemen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontkiemen with some of the pronouns.
- Vroeger ontkiemden de zaden langzamer vanwege het koude weer.
- Toen ik jong was, ontkiemden de planten altijd in de lente.
- Elk jaar ontkiemden de zaailingen rond dezelfde tijd.
- In die periode wilden we zien hoe snel de zaden ontkiemden.
- Terwijl we wachtten, ontkiemden de zaden geleidelijk aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontkiemen with some of the pronouns.
- De zaden zijn vorige week ontkiemd en groeien nu goed.
- Ik heb gemerkt dat de jonge scheuten snel zijn ontkiemd.
- Wij hebben de ideale omstandigheden gecreƫerd waardoor de zaden zijn gaan ontkiemen.
- Jij bent erin geslaagd om de zaden met succes te laten ontkiemen.
- De tuinders hadden gewacht tot de juiste tijd om de zaden te laten ontkiemen.