afspioneren

Conjugations List of Afspioneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspioneer afspioneerde afheb afgespioneerd
jij, je, uspioneert afspioneerde afhebt afgespioneerd
hij, zij, hetspioneert afspioneerde afheeft afgespioneerd
wijspioneren afspioneerden afhebben afgespioneerd
julliespioneren afspioneerden afhebben afgespioneerd
zij, zespioneren afspioneerden afhebben afgespioneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afspioneren with some of the pronouns.

  • Ik spioneer de buurman uit nieuwsgierigheid.
  • Jij spioneert altijd in het geheim.
  • Hij/zij/het spioneert voor de geheime dienst.
  • Wij spioneren regelmatig in vijandelijk gebied.
  • Jullie spioneren soms voor persoonlijke informatie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afspioneren with some of the pronouns.

  • Vroeger spioneerde ik vaak mijn buren.
  • Jij spioneerde stiekem in het verleden.
  • Hij/zij/het spioneerde als tiener voor de lol.
  • Wij spioneerden regelmatig tijdens de Koude Oorlog.
  • Jullie spioneerden vroeger in elkaars dagboeken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afspioneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de vijandelijke basis afgespioneerd.
  • Jij hebt al veel geheime documenten afgespioneerd.
  • Hij/zij/het heeft jarenlang andere landen afgespioneerd.
  • Wij hebben de concurrentie afgespioneerd voor strategische voordelen.
  • Jullie hebben de verborgen agenda van de politicus afgespioneerd.