toornen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | toorn | toornde | heb getoornd |
jij, je, u | toornt | toornde | hebt getoornd |
hij, zij, het | toornt | toornde | heeft getoornd |
wij | toornen | toornden | hebben getoornd |
jullie | toornen | toornden | hebben getoornd |
zij, ze | toornen | toornden | hebben getoornd |
PresensBeta
Example presens sentences for Toornen with some of the pronouns.
- Ik toorn tegen het onrecht.
- Jij toornt tegen de regels.
- Hij/Zij toornt tegen de autoriteit.
- Wij toornen tegen de beslissing.
- Zij toornen tegen het gebrek aan respect.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toornen with some of the pronouns.
- Ik toornde tegen de onrechtvaardigheid.
- Jij toornde tegen mijn woorden.
- Hij/Zij toornde tegen de traditie.
- Wij toornden tegen de vooroordelen.
- Zij toornden tegen de beperkingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toornen with some of the pronouns.
- Ik heb getoornd tegen zijn beslissing.
- Jij hebt getoornd tegen haar gedrag.
- Hij/Zij heeft getoornd tegen de maatregelen.
- Wij hebben getoornd tegen het systeem.
- Zij hebben getoornd tegen de onverschilligheid.