doodzwijgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwijg dood | zweeg dood | heb doodgezwegen |
jij, je, u | zwijgt dood | zweeg dood | hebt doodgezwegen |
hij, zij, het | zwijgt dood | zweeg dood | heeft doodgezwegen |
wij | zwijgen dood | zwegen dood | hebben doodgezwegen |
jullie | zwijgen dood | zwegen dood | hebben doodgezwegen |
zij, ze | zwijgen dood | zwegen dood | hebben doodgezwegen |
PresensBeta
Example presens sentences for Doodzwijgen with some of the pronouns.
- Ik doodzwijg het probleem.
- Jij doodzwijgt de waarheid.
- Hij/zij/het doodzwijgt de kritiek.
- Wij doodzwijgen de discussie.
- Jullie doodzwijgen de fouten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doodzwijgen with some of the pronouns.
- Ik zweeg het probleem dood.
- Jij zweeg de waarheid dood.
- Hij/zij/het zweeg de kritiek dood.
- Wij zwegen de discussie dood.
- Jullie zwegen de fouten dood.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doodzwijgen with some of the pronouns.
- Ik heb het probleem doodgezwegen.
- Jij hebt de waarheid doodgezwegen.
- Hij/zij/het heeft de kritiek doodgezwegen.
- Wij hebben de discussie doodgezwegen.
- Jullie hebben de fouten doodgezwegen.