wegpesten

Conjugations List of Wegpesten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpest wegpestte wegheb weggepest
jij, je, upest wegpestte weghebt weggepest
hij, zij, hetpest wegpestte wegheeft weggepest
wijpesten wegpestten weghebben weggepest
julliepesten wegpestten weghebben weggepest
zij, zepesten wegpestten weghebben weggepest

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegpesten with some of the pronouns.

  • Ik pest hem weg uit de groep.
  • Jij pest haar weg van het schoolplein.
  • Hij pest zijn collega's weg bij het project.
  • Zij pesten de nieuwkomer weg uit de klas.
  • We pesten de concurrentie weg met onze innovatie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegpesten with some of the pronouns.

  • Vroeger pestte ik hem weg uit de groep.
  • Vroeger pestte jij haar weg van het schoolplein.
  • Vroeger pestte hij zijn collega's weg bij het project.
  • Vroeger pestten zij de nieuwkomer weg uit de klas.
  • Vroeger pestten we de concurrentie weg met onze innovatie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegpesten with some of the pronouns.

  • Ik heb hem weggepest uit de groep.
  • Jij hebt haar weggepest van het schoolplein.
  • Hij heeft zijn collega's weggepest bij het project.
  • Zij hebben de nieuwkomer weggepest uit de klas.
  • We hebben de concurrentie weggepest met onze innovatie.