schenden

Conjugations List of Schenden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschendschondheb geschonden
jij, je, uschendtschondhebt geschonden
hij, zij, hetschendtschondheeft geschonden
wijschendenschondenhebben geschonden
jullieschendenschondenhebben geschonden
zij, zeschendenschondenhebben geschonden

Presens
Beta

Example presens sentences for Schenden with some of the pronouns.

  • Ik schend de regels niet.
  • Jij schendt de afspraak met je late komst.
  • Hij schendt het vertrouwen van zijn vrienden.
  • Wij schenden de privacy van anderen niet.
  • Zij schenden de wet door te stelen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schenden with some of the pronouns.

  • Ik schond de regels regelmatig in mijn jeugd.
  • Jij schond de afspraak door te laat te komen.
  • Hij schond herhaaldelijk het vertrouwen van zijn vrienden.
  • Wij schonden de privacy van anderen zonder het te beseffen.
  • Zij schonden de wet en werden vervolgd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schenden with some of the pronouns.

  • Ik heb de regels geschonden.
  • Jij hebt de afspraak geschonden door niet op te komen dagen.
  • Hij heeft het vertrouwen van zijn vrienden geschonden door te liegen.
  • Wij hebben de privacy van anderen geschonden met onze onthullingen.
  • Zij hebben de wet geschonden en zijn gearresteerd.