converseren

Conjugations List of Converseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikconverseerconverseerdeheb geconverseerd
jij, je, uconverseertconverseerdehebt geconverseerd
hij, zij, hetconverseertconverseerdeheeft geconverseerd
wijconverserenconverseerdenhebben geconverseerd
jullieconverserenconverseerdenhebben geconverseerd
zij, zeconverserenconverseerdenhebben geconverseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Converseren with some of the pronouns.

  • Ik converseer met mijn vrienden over verschillende onderwerpen.
  • Jij converseert vaak met je collega's tijdens de lunchpauze.
  • Hij/Zij converseert graag met mensen van verschillende culturen.
  • Wij converseren regelmatig over politiek en maatschappelijke kwesties.
  • Jullie converseren altijd luidruchtig in de klas.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Converseren with some of the pronouns.

  • Vroeger converseerde ik vaak met mijn grootouders over hun jeugd.
  • Toen ik jong was, converseerde jij regelmatig met mij over je dromen.
  • Hij/Zij converseerde vroeger veel met zijn/haar beste vriend.
  • Wij converseerden altijd gezellig tijdens onze wekelijkse bijeenkomsten.
  • Jullie converseerden urenlang over muziek tijdens het feestje.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Converseren with some of the pronouns.

  • Ik heb geconverseerd met mijn buurman gisteravond.
  • Jij hebt al vele malen geconverseerd met deze professor.
  • Hij/Zij heeft onlangs met een beroemde schrijver geconverseerd.
  • Wij hebben intensief geconverseerd tijdens onze vakantie in Spanje.
  • Jullie hebben nooit eerder zo lang geconverseerd.