fijntrappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trap fijn | trapte fijn | heb fijngetrapt |
jij, je, u | trapt fijn | trapte fijn | hebt fijngetrapt |
hij, zij, het | trapt fijn | trapte fijn | heeft fijngetrapt |
wij | trappen fijn | trapten fijn | hebben fijngetrapt |
jullie | trappen fijn | trapten fijn | hebben fijngetrapt |
zij, ze | trappen fijn | trapten fijn | hebben fijngetrapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Fijntrappen with some of the pronouns.
- Ik trap fijn.
- Jij trapt fijn.
- Hij/Zij trapt fijn.
- Wij trappen fijn.
- Jullie trappen fijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Fijntrappen with some of the pronouns.
- Ik trapte fijn.
- Jij trapte fijn.
- Hij/Zij trapte fijn.
- Wij trapten fijn.
- Jullie trapten fijn.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Fijntrappen with some of the pronouns.
- Ik heb fijngetrapt.
- Jij hebt fijngetrapt.
- Hij/Zij heeft fijngetrapt.
- Wij hebben fijngetrapt.
- Jullie hebben fijngetrapt.