misachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | misacht | misachtte | heb misacht |
jij, je, u | misacht | misachtte | hebt misacht |
hij, zij, het | misacht | misachtte | heeft misacht |
wij | misachten | misachtten | hebben misacht |
jullie | misachten | misachtten | hebben misacht |
zij, ze | misachten | misachtten | hebben misacht |
PresensBeta
Example presens sentences for Misachten with some of the pronouns.
- Ik misacht de regels van het spel.
- Jij misacht zijn advies.
- Hij misacht haar waarschuwingen.
- Wij misachten de autoriteit niet.
- Zij misachten de tradities van hun land.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Misachten with some of the pronouns.
- Ik misachtte de regels van het spel.
- Jij misachtte zijn advies.
- Hij misachtte haar waarschuwingen.
- Wij misachtten de autoriteit niet.
- Zij misachtten de tradities van hun land.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Misachten with some of the pronouns.
- Ik heb de regels van het spel misacht.
- Jij hebt zijn advies misacht.
- Hij heeft haar waarschuwingen misacht.
- Wij hebben de autoriteit niet misacht.
- Zij hebben de tradities van hun land misacht.