doelpunten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doelpunt | doelpuntte | heb gedoelpunt |
jij, je, u | doelpunt | doelpuntte | hebt gedoelpunt |
hij, zij, het | doelpunt | doelpuntte | heeft gedoelpunt |
wij | doelpunten | doelpuntten | hebben gedoelpunt |
jullie | doelpunten | doelpuntten | hebben gedoelpunt |
zij, ze | doelpunten | doelpuntten | hebben gedoelpunt |
PresensBeta
Example presens sentences for Doelpunten with some of the pronouns.
- Ik maak doelpunten in elk spel.
- Jij maakt doelpunten met gemak.
- Hij/Zij maakt altijd belangrijke doelpunten.
- Wij maken veel doelpunten als team.
- Zij maken regelmatig mooie doelpunten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doelpunten with some of the pronouns.
- Vroeger maakte ik vaak doelpunten.
- Jij scoorde altijd veel doelpunten in onze jeugdwedstrijden.
- Hij/Zij maakte een fantastisch doelpunt in de vorige wedstrijd.
- Wij maakten samen veel doelpunten toen we in hetzelfde team zaten.
- Zij scoorden regelmatig doelpunten tijdens de training.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doelpunten with some of the pronouns.
- Ik heb doelpunten gemaakt tijdens de vorige wedstrijd.
- Jij hebt al veel doelpunten gescoord dit seizoen.
- Hij/Zij heeft gisteren twee doelpunten gescoord.
- Wij hebben de winnende doelpunten gemaakt.
- Zij hebben in totaal tien doelpunten gescoord.