bladeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blader | bladerde | heb gebladerd |
jij, je, u | bladert | bladerde | hebt gebladerd |
hij, zij, het | bladert | bladerde | heeft gebladerd |
wij | bladeren | bladerden | hebben gebladerd |
jullie | bladeren | bladerden | hebben gebladerd |
zij, ze | bladeren | bladerden | hebben gebladerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bladeren with some of the pronouns.
- Ik blader door een boek.
- Jij bladert in een tijdschrift.
- Hij bladert door de krant.
- Wij bladeren door fotoalbums.
- Zij bladeren in oude documenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bladeren with some of the pronouns.
- Ik bladerde door een boek.
- Jij bladerde in een tijdschrift.
- Hij bladerde door de krant.
- Wij bladerden door fotoalbums.
- Zij bladerden in oude documenten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bladeren with some of the pronouns.
- Ik heb door een boek gebladerd.
- Jij bent in een tijdschrift gebladerd.
- Hij heeft door de krant gebladerd.
- Wij hebben in fotoalbums gebladerd.
- Zij zijn in oude documenten gebladerd.