losgaan

Conjugations List of Losgaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikga losging losben losgegaan
jij, je, ugaat losging losbent losgegaan
hij, zij, hetgaat losging losis losgegaan
wijgaan losgingen loszijn losgegaan
julliegaan losgingen loszijn losgegaan
zij, zegaan losgingen loszijn losgegaan

Presens

Example presens sentences for Losgaan with some of the pronouns.

  • Ik ga los op het feest vanavond.
  • Jij gaat altijd los tijdens concerten.
  • Hij gaat helemaal los op de dansvloer.
  • Zij gaat los met haar vriendinnen in het weekend.
  • Wij gaan los op de festivals deze zomer.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Losgaan with some of the pronouns.

  • Ik ging los op het feest vorige maand.
  • Jij ging altijd los tijdens concerten in het verleden.
  • Hij ging helemaal los op de dansvloer toen hij jong was.
  • Zij ging los met haar vriendinnen tijdens de vakantie.
  • Wij gingen los op de festivals vorig jaar.

Perfectum

Example perfectum sentences for Losgaan with some of the pronouns.

  • Ik ben losgegaan op het feest gisteravond.
  • Jij bent altijd losgegaan tijdens concerten.
  • Hij is helemaal losgegaan op de dansvloer vorige week.
  • Zij is losgegaan met haar vriendinnen afgelopen weekend.
  • Wij zijn losgegaan op de festivals deze zomer.