kidnappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kidnap | kidnapte | heb gekidnapt |
jij, je, u | kidnapt | kidnapte | hebt gekidnapt |
hij, zij, het | kidnapt | kidnapte | heeft gekidnapt |
wij | kidnappen | kidnapten | hebben gekidnapt |
jullie | kidnappen | kidnapten | hebben gekidnapt |
zij, ze | kidnappen | kidnapten | hebben gekidnapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Kidnappen with some of the pronouns.
- Ik kidnap mensen om losgeld te eisen.
- Jij kidnapt kinderen voor je eigen duistere plannen.
- Hij/zij kidnappede een rijke zakenman en vroeg om een enorme som geld.
- Wij kidnappen nooit mensen; het is tegen onze principes.
- Jullie kidnappen regelmatig voor criminele organisaties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kidnappen with some of the pronouns.
- Vroeger kidnapte ik vaak dieren uit de buurt.
- Toen ik jong was, kidnapte ik wel eens mijn broertje voor de grap.
- Hij/zij kidnapte vroeger mensen als onderdeel van een criminele bende.
- Wij ontvoerden onschuldige mensen tijdens onze wilde jeugd.
- Jullie kidnapten altijd willekeurige slachtoffers zonder reden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kidnappen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren iemand gekidnapt en losgeld geëist.
- Jij hebt al meerdere keren mensen ontvoerd in het verleden.
- Hij/zij heeft vorig jaar een beruchte persoon gekidnapt en veel geld ontvangen.
- Wij hebben in ons leven gelukkig niemand ontvoerd.
- Jullie hebben onlangs nog een slachtoffer ontvoerd en om losgeld gevraagd.