raaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raai | raaide | heb geraaid |
jij, je, u | raait | raaide | hebt geraaid |
hij, zij, het | raait | raaide | heeft geraaid |
wij | raaien | raaiden | hebben geraaid |
jullie | raaien | raaiden | hebben geraaid |
zij, ze | raaien | raaiden | hebben geraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Raaien with some of the pronouns.
- Ik raai een puzzel op te lossen.
- Jij raadt het juiste antwoord.
- Hij/Zij raadt altijd de winnaar.
- Wij raden je aan om vroeg te komen.
- Zij raden ons om voorzichtig te zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Raaien with some of the pronouns.
- Ik raadde altijd de waarheid.
- Jij raadde het verkeerde antwoord.
- Hij/Zij raadde meestal de uitkomst.
- Wij raadden iedereen aan om voorzichtig te zijn.
- Zij raadden de juiste richting aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Raaien with some of the pronouns.
- Ik heb de oplossing goed geraden.
- Jij hebt het mysterie eindelijk geraden.
- Hij/Zij heeft de code correct geraden.
- Wij hebben het geheim succesvol geraden.
- Zij hebben de verborgen betekenis geraden.