dubbelklikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dubbelklik | dubbelklikte | heb gedubbelklikt |
jij, je, u | dubbelklikt | dubbelklikte | hebt gedubbelklikt |
hij, zij, het | dubbelklikt | dubbelklikte | heeft gedubbelklikt |
wij | dubbelklikken | dubbelklikten | hebben gedubbelklikt |
jullie | dubbelklikken | dubbelklikten | hebben gedubbelklikt |
zij, ze | dubbelklikken | dubbelklikten | hebben gedubbelklikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Dubbelklikken with some of the pronouns.
- Ik dubbelklik op het icoontje.
- Jij dubbelklikt snel op de muis.
- Hij/Zij/Het dubbelklikt regelmatig.
- Wij dubbelklikken altijd om iets te openen.
- Jullie dubbelklikken graag op de touchpad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dubbelklikken with some of the pronouns.
- Ik dubbelklikte gisteren op het bestand.
- Jij dubbelklikte vroeger langzaam op de muis.
- Hij/Zij/Het dubbelklikte vaak tijdens de les.
- Wij dubbelklikten altijd om iets te openen.
- Jullie dubbelklikten graag op de touchpad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dubbelklikken with some of the pronouns.
- Ik heb gedubbelklikt op de link.
- Jij bent snel op de muis gedubbelklikt.
- Hij/Zij/Het heeft regelmatig gedubbelklikt.
- Wij hebben altijd gedubbelklikt om iets te openen.
- Jullie hebben graag op de touchpad gedubbelklikt.