gorden

Conjugations List of Gorden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgordgorddeheb gegord
jij, je, ugordtgorddehebt gegord
hij, zij, hetgordtgorddeheeft gegord
wijgordengorddenhebben gegord
julliegordengorddenhebben gegord
zij, zegordengorddenhebben gegord

Presens
Beta

Example presens sentences for Gorden with some of the pronouns.

  • Ik gorde nu mijn broek aan.
  • Jij gordt jezelf altijd goed aan.
  • Hij/Zij gordt de riem strak om.
  • Wij gorden onze bagage vast in de auto.
  • Zij gorden hun zwaarden om voor de strijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gorden with some of the pronouns.

  • Vroeger gordde ik mijn broek altijd scheef aan.
  • Toen gordde jij je nooit goed aan.
  • Hij/Zij gordde de riem vaak losjes om.
  • Vroeger gordden wij onze bagage nooit goed vast in de auto.
  • Toen gordden zij hun zwaarden snel om voor de strijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gorden with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn broek aangegord.
  • Jij hebt je altijd goed aangegord.
  • Hij/Zij heeft de riem strak omgegord.
  • Wij hebben onze bagage vastgegord in de auto.
  • Zij hebben hun zwaarden omgegord voor de strijd.