consigneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | consigneer | consigneerde | heb geconsigneerd |
jij, je, u | consigneert | consigneerde | hebt geconsigneerd |
hij, zij, het | consigneert | consigneerde | heeft geconsigneerd |
wij | consigneren | consigneerden | hebben geconsigneerd |
jullie | consigneren | consigneerden | hebben geconsigneerd |
zij, ze | consigneren | consigneerden | hebben geconsigneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Consigneren with some of the pronouns.
- Ik consigneer de boeken in de bibliotheek.
- Jij consigneert het pakket bij de receptie.
- Hij/zij/het consigneert de waardevolle spullen in de kluis.
- Wij consigneren de documenten voor de vergadering.
- Jullie consigneren de bestellingen in het systeem.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Consigneren with some of the pronouns.
- Ik consigneerde de boeken in de bibliotheek.
- Jij consigneerde het pakket bij de receptie.
- Hij/zij/het consigneerde de waardevolle spullen in de kluis.
- Wij consigneerden de documenten voor de vergadering.
- Jullie consigneerden de bestellingen in het systeem.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Consigneren with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken in de bibliotheek geconsigneerd.
- Jij hebt het pakket bij de receptie geconsigneerd.
- Hij/zij/het heeft de waardevolle spullen in de kluis geconsigneerd.
- Wij hebben de documenten voor de vergadering geconsigneerd.
- Jullie hebben de bestellingen in het systeem geconsigneerd.