pavoiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pavoiseer | pavoiseerde | heb gepavoiseerd |
jij, je, u | pavoiseert | pavoiseerde | hebt gepavoiseerd |
hij, zij, het | pavoiseert | pavoiseerde | heeft gepavoiseerd |
wij | pavoiseren | pavoiseerden | hebben gepavoiseerd |
jullie | pavoiseren | pavoiseerden | hebben gepavoiseerd |
zij, ze | pavoiseren | pavoiseerden | hebben gepavoiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pavoiseren with some of the pronouns.
- Ik pavoiseer de straat met vlaggen.
- Jij pavoiseert je huis voor het feest.
- Hij pavoiseert de tuin met kleurrijke slingers.
- Wij pavoiseren de school met trotse vlaggen.
- Zij pavoiseren het stadion voor de wedstrijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pavoiseren with some of the pronouns.
- Ik pavoiseerde de straat met vlaggen.
- Jij pavoiseerde je huis voor het feest.
- Hij pavoiseerde de tuin met kleurrijke slingers.
- Wij pavoiseerden de school met trotse vlaggen.
- Zij pavoiseerden het stadion voor de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pavoiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de straat met vlaggen gepavoiseerd.
- Jij hebt je huis voor het feest gepavoiseerd.
- Hij heeft de tuin met kleurrijke slingers gepavoiseerd.
- Wij hebben de school met trotse vlaggen gepavoiseerd.
- Zij hebben het stadion voor de wedstrijd gepavoiseerd.