grijzen

Conjugations List of Grijzen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgrijsgrijsdeben gegrijsd
jij, je, ugrijstgrijsdebent gegrijsd
hij, zij, hetgrijstgrijsdeis gegrijsd
wijgrijzengrijsdenzijn gegrijsd
julliegrijzengrijsdenzijn gegrijsd
zij, zegrijzengrijsdenzijn gegrijsd

Presens
Beta

Example presens sentences for Grijzen with some of the pronouns.

  • Ik grijns als ik een grappige grap hoor.
  • Jij grijnst altijd als je blij bent.
  • Hij grijnst naar me als hij me ziet.
  • Wij grijnzen naar elkaar tijdens de voorstelling.
  • Zij grijnzen om de stomme fout die ik maakte.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Grijzen with some of the pronouns.

  • Ik greep in mijn tas en grijnsde toen ik de sleutels vond.
  • Jij greep mijn hand vast en grijnsde naar me.
  • Hij greep de kans en grijnsde triomfantelijk.
  • Wij grepen naar onze telefoons en grijnsden om de grappige video.
  • Zij grepen de gelegenheid aan en grijnsden naar het publiek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Grijzen with some of the pronouns.

  • Ik heb gegrijnsd toen ik de prijs won.
  • Jij hebt vroeger veel gegrijnsd tijdens de feestjes.
  • Hij heeft gegrijnsd toen hij de verrassing zag.
  • Wij hebben allemaal gegrijnsd bij het zien van de foto's.
  • Zij hebben gegrijnsd tijdens de hele presentatie.