blutsen

Conjugations List of Blutsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblutsblutsteheb geblutst
jij, je, ublutstblutstehebt geblutst
hij, zij, hetblutstblutsteheeft geblutst
wijblutsenblutstenhebben geblutst
jullieblutsenblutstenhebben geblutst
zij, zeblutsenblutstenhebben geblutst

Presens
Beta

Example presens sentences for Blutsen with some of the pronouns.

  • Ik bluts een auto tijdens het parkeren.
  • Jij blutst je knie toen je viel.
  • Hij blutst regelmatig zijn telefoon.
  • Wij blutsen onze fietsen vaak tijdens het rijden.
  • Zij blutsen de pannen bij het koken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Blutsen with some of the pronouns.

  • Ik blutste een auto tijdens het parkeren.
  • Jij blutste je knie toen je viel.
  • Hij blutste regelmatig zijn telefoon.
  • Wij blutsten onze fietsen vaak tijdens het rijden.
  • Zij blutsten de pannen bij het koken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Blutsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de auto geblutst tijdens het parkeren.
  • Jij hebt je knie geblutst toen je viel.
  • Hij heeft regelmatig zijn telefoon geblutst.
  • Wij hebben onze fietsen vaak geblutst tijdens het rijden.
  • Zij hebben de pannen geblutst bij het koken.