sjotten

Conjugations List of Sjotten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksjotsjotteheb gesjot
jij, je, usjotsjottehebt gesjot
hij, zij, hetsjotsjotteheeft gesjot
wijsjottensjottenhebben gesjot
julliesjottensjottenhebben gesjot
zij, zesjottensjottenhebben gesjot

Presens
Beta

Example presens sentences for Sjotten with some of the pronouns.

  • Ik sjot de bal naar het doel.
  • Jij sjot graag met je vrienden.
  • Hij sjot altijd met veel kracht.
  • Zij sjotten in het weekend op het voetbalveld.
  • Wij sjotten regelmatig een potje voetbal.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sjotten with some of the pronouns.

  • Vroeger sjotte ik elke dag na schooltijd.
  • Toen jij jong was, sjotte je veel met je broers.
  • Hij sjotte vroeger bij een lokale voetbalclub.
  • Zij sjotten altijd fanatiek tijdens de wedstrijden.
  • Wij sjotten vroeger op straat met de buurtkinderen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sjotten with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal gesjot en gescoord.
  • Jij hebt al vaak gesjot op doel.
  • Hij heeft gisteren veel gesjot tijdens de training.
  • Zij hebben samen gesjot op het plein.
  • Wij hebben al meerdere keren gesjot tegen dit team.