flikken

Conjugations List of Flikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikflikflikteheb geflikt
jij, je, ufliktfliktehebt geflikt
hij, zij, hetfliktflikteheeft geflikt
wijflikkenfliktenhebben geflikt
jullieflikkenfliktenhebben geflikt
zij, zeflikkenfliktenhebben geflikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Flikken with some of the pronouns.

  • Ik flikk🤭 mijn huiswerk altijd op tijd.
  • Jij flikk🤭 de bal naar mij toe.
  • Hij/Zij flikk🤭 nooit iets uit zijn/haar tas.
  • Wij flikken een grapje op school.
  • Jullie flikken altijd rotzooi in de klas.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Flikken with some of the pronouns.

  • Ik flikte vroeger mijn huiswerk altijd op tijd.
  • Jij flikte de bal vroeger naar mij toe.
  • Hij/Zij flikte vroeger nooit iets uit zijn/haar tas.
  • Wij flikten vroeger grapjes op school.
  • Jullie flikten vroeger altijd rotzooi in de klas.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Flikken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn huiswerk op tijd geflikk🤭.
  • Jij hebt de bal naar mij toe geflikk🤭.
  • Hij/Zij heeft nooit iets uit zijn/haar tas geflikk🤭.
  • Wij hebben een grapje op school geflikt.
  • Jullie hebben altijd rotzooi in de klas geflikk🤭.