zaniken

Conjugations List of Zaniken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzanikzanikteheb gezanikt
jij, je, uzaniktzaniktehebt gezanikt
hij, zij, hetzaniktzanikteheeft gezanikt
wijzanikenzaniktenhebben gezanikt
julliezanikenzaniktenhebben gezanikt
zij, zezanikenzaniktenhebben gezanikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Zaniken with some of the pronouns.

  • Ik zanik over het weer.
  • Jij zanikt altijd over kleine dingen.
  • Hij/zij/het zanikt veel over zijn/haar werk.
  • Wij zaniken niet graag, maar soms moeten we het uiten.
  • Jullie zaniken constant over de regels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zaniken with some of the pronouns.

  • Ik zanikte vroeger veel over mijn schoolwerk.
  • Jij zanikte gisteren over je buurman.
  • Hij/zij/het zanikte altijd als er iets niet naar zijn/haar zin was.
  • Wij zanikten regelmatig over onze lange werkdagen.
  • Jullie zanikten toen ook al over dezelfde problemen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zaniken with some of the pronouns.

  • Ik heb gezanikt over de slechte service.
  • Jij hebt altijd al over die kwestie gezanikt.
  • Hij/zij/het heeft al vaak over zijn/haar problemen gezanikt.
  • Wij hebben gisteren flink gezanikt over de hoge prijzen.
  • Jullie hebben lang genoeg gezanikt, het is tijd om actie te ondernemen.