bejagen

Conjugations List of Bejagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbejaagbejaagde;bejoegheb bejaagd
jij, je, ubejaagtbejaagde;bejoeghebt bejaagd
hij, zij, hetbejaagtbejaagde;bejoegheeft bejaagd
wijbejagenbejaagden;bejoegenhebben bejaagd
julliebejagenbejaagden;bejoegenhebben bejaagd
zij, zebejagenbejaagden;bejoegenhebben bejaagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bejagen with some of the pronouns.

  • Ik bejaag de wilde dieren in het bos.
  • Jij bejaagt graag vogels tijdens het jachtseizoen.
  • Hij bejaagt konijnen in zijn vrije tijd.
  • Zij bejaagt met succes grote prooien in de wildernis.
  • Wij bejagen de populatie van everzwijnen om overbevolking te voorkomen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bejagen with some of the pronouns.

  • Vroeger bejaagde ik de wilde dieren in het bos.
  • Als kind bejaagde jij graag vogels tijdens het jachtseizoen.
  • Hij bejaagde konijnen in zijn vrije tijd toen hij jong was.
  • Zij bejaagden met succes grote prooien in de wildernis voordat ze stopten.
  • In het verleden bejaagden wij de populatie van everzwijnen om overbevolking te voorkomen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bejagen with some of the pronouns.

  • Ik heb de wilde dieren in het bos bejaagd.
  • Jij hebt graag vogels bejaagd tijdens het jachtseizoen.
  • Hij heeft konijnen bejaagd in zijn vrije tijd.
  • Zij hebben met succes grote prooien bejaagd in de wildernis.
  • Wij hebben de populatie van everzwijnen bejaagd om overbevolking te voorkomen.