punten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | punt | puntte | heb gepunt |
jij, je, u | punt | puntte | hebt gepunt |
hij, zij, het | punt | puntte | heeft gepunt |
wij | punten | puntten | hebben gepunt |
jullie | punten | puntten | hebben gepunt |
zij, ze | punten | puntten | hebben gepunt |
PresensBeta
Example presens sentences for Punten with some of the pronouns.
- Ik punt de opdrachten elke dag.
- Jij punt de cijfers in het systeem.
- Hij punten zijn werk zorgvuldig.
- Zij punt de rode pen naar de fouten.
- Wij punten de toetsen aan het einde van de week.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Punten with some of the pronouns.
- Ik punte de opdrachten elke dag.
- Jij punte de cijfers in het systeem.
- Hij punte zijn werk zorgvuldig.
- Zij punte de rode pen naar de fouten.
- Wij punten de toetsen aan het einde van de week.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Punten with some of the pronouns.
- Ik heb de opdrachten gepunt.
- Jij hebt de cijfers in het systeem gepunt.
- Hij heeft zijn werk zorgvuldig gepunt.
- Zij heeft de rode pen naar de fouten gepunt.
- Wij hebben de toetsen aan het einde van de week gepunt.