ontknopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontknoop | ontknoopte | heb ontknoopt |
jij, je, u | ontknoopt | ontknoopte | hebt ontknoopt |
hij, zij, het | ontknoopt | ontknoopte | heeft ontknoopt |
wij | ontknopen | ontknoopten | hebben ontknoopt |
jullie | ontknopen | ontknoopten | hebben ontknoopt |
zij, ze | ontknopen | ontknoopten | hebben ontknoopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontknopen with some of the pronouns.
- Ik ontknoop de knoop.
- Jij ontknoopt de knoop.
- Hij/Zij/Het ontknoopt de knoop.
- Wij ontknopen de knoop.
- Jullie ontknopen de knoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontknopen with some of the pronouns.
- Ik ontknoopte de knoop.
- Jij ontknoopte de knoop.
- Hij/Zij/Het ontknoopte de knoop.
- Wij ontknoopten de knoop.
- Jullie ontknoopten de knoop.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontknopen with some of the pronouns.
- Ik heb de knoop ontknoopt.
- Jij hebt de knoop ontknoopt.
- Hij/Zij/Het heeft de knoop ontknoopt.
- Wij hebben de knoop ontknoopt.
- Jullie hebben de knoop ontknoopt.