beschieten

Conjugations List of Beschieten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeschietbeschootheb beschoten
jij, je, ubeschietbeschoothebt beschoten
hij, zij, hetbeschietbeschootheeft beschoten
wijbeschietenbeschotenhebben beschoten
julliebeschietenbeschotenhebben beschoten
zij, zebeschietenbeschotenhebben beschoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Beschieten with some of the pronouns.

  • Hij beschiet de doelen met precisie.
  • De soldaten beschieten de vijandelijke linies.
  • Wij beschieten de lucht met vuurwerk.
  • Jij beschiet het doelwit met pijlen.
  • De terroristen beschieten het gebouw met geweren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beschieten with some of the pronouns.

  • Hij beschot de doelen met precisie.
  • De soldaten beschoten de vijandelijke linies.
  • Wij beschoten de lucht met vuurwerk.
  • Jij beschot het doelwit met pijlen.
  • De terroristen beschoten het gebouw met geweren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beschieten with some of the pronouns.

  • Hij heeft de doelen met precisie beschoten.
  • De soldaten hebben de vijandelijke linies beschoten.
  • Wij hebben de lucht met vuurwerk beschoten.
  • Jij hebt het doelwit met pijlen beschoten.
  • De terroristen hebben het gebouw met geweren beschoten.