dralen

Conjugations List of Dralen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdraaldraaldeheb gedraald
jij, je, udraaltdraaldehebt gedraald
hij, zij, hetdraaltdraaldeheeft gedraald
wijdralendraaldenhebben gedraald
julliedralendraaldenhebben gedraald
zij, zedralendraaldenhebben gedraald

Presens
Beta

Example presens sentences for Dralen with some of the pronouns.

  • Ik draal vaak bij het nemen van beslissingen.
  • Jij draalt om aan je huiswerk te beginnen.
  • Hij/Zij draalt graag in de ochtend voordat hij/zij opstaat.
  • Wij dralen soms tijdens vergaderingen.
  • Jullie dralen altijd voordat jullie naar school gaan.
  • Zij dralen nooit als ze iets willen bereiken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dralen with some of the pronouns.

  • Ik draalde regelmatig in het verleden.
  • Jij twijfelde en draalde voordat je een beslissing nam.
  • Hij/Zij bleef maar dralen en verspilde kostbare tijd.
  • Wij draalden terwijl de klok tikte.
  • Jullie waren aan het dralen in plaats van te handelen.
  • Zij draalden altijd wanneer er belangrijke beslissingen moesten worden genomen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dralen with some of the pronouns.

  • Ik heb gedraald voordat ik mijn keuze maakte.
  • Jij bent blijven dralen ondanks de waarschuwingen.
  • Hij/Zij is lang genoeg blijven dralen en heeft nu spijt.
  • Wij hebben niet gedraald bij het nemen van actie.
  • Jullie zijn gestopt met dralen en hebben resultaten behaald.
  • Zij hebben al die tijd gedraald zonder enige vooruitgang.