muiten

Conjugations List of Muiten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmuitmuitteheb gemuit
jij, je, umuitmuittehebt gemuit
hij, zij, hetmuitmuitteheeft gemuit
wijmuitenmuittenhebben gemuit
julliemuitenmuittenhebben gemuit
zij, zemuitenmuittenhebben gemuit

Presens
Beta

Example presens sentences for Muiten with some of the pronouns.

  • Ik muit tijdens de les.
  • Jij moet niet muiten in de klas!
  • Hij of zij muist altijd weg wanneer het moeilijk wordt.
  • Wij vielen op toen we aan het muiten waren.
  • Jullie moeten stoppen met muiten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Muiten with some of the pronouns.

  • Ik muite altijd tijdens de les.
  • Jij muisde vaak weg als het moeilijk werd.
  • Hij of zij muiste stiekem weg tijdens de lessen.
  • Wij muiten regelmatig tijdens de pauzes.
  • Jullie muisden weg voordat de leraar binnenkwam.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Muiten with some of the pronouns.

  • Ik heb gemuit tijdens de les.
  • Jij bent betrapt terwijl je aan het muiten was.
  • Hij of zij is vaak weggemuisd tijdens de lessen.
  • Wij hebben vorige week gemuit.
  • Jullie zijn betrapt terwijl jullie aan het muiten waren.