opcommanderen

Conjugations List of Opcommanderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcommandeer opcommandeerde opheb opgecommandeerd
jij, je, ucommandeert opcommandeerde ophebt opgecommandeerd
hij, zij, hetcommandeert opcommandeerde opheeft opgecommandeerd
wijcommanderen opcommandeerden ophebben opgecommandeerd
julliecommanderen opcommandeerden ophebben opgecommandeerd
zij, zecommanderen opcommandeerden ophebben opgecommandeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Opcommanderen with some of the pronouns.

  • Ik commandeer hem om de kamer schoon te maken.
  • Jij commandeert ons om stil te zijn.
  • Hij commandeert de soldaten om in formatie te staan.
  • Zij commanderen de werknemers om harder te werken.
  • Wij commanderen jullie om de regels te volgen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opcommanderen with some of the pronouns.

  • Ik commandeerde hem om de kamer schoon te maken.
  • Jij commandeerde ons om stil te zijn.
  • Hij commandeerde de soldaten om in formatie te staan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opcommanderen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem opgedragen de kamer schoon te maken.
  • Jij hebt ons opgedragen stil te zijn.
  • Hij heeft de soldaten opgedragen in formatie te staan.
  • Zij hebben de werknemers opgedragen harder te werken.
  • Wij hebben jullie opgedragen de regels te volgen.