zoemen

Conjugations List of Zoemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzoemzoemdeheb gezoemd
jij, je, uzoemtzoemdehebt gezoemd
hij, zij, hetzoemtzoemdeheeft gezoemd
wijzoemenzoemdenhebben gezoemd
julliezoemenzoemdenhebben gezoemd
zij, zezoemenzoemdenhebben gezoemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zoemen with some of the pronouns.

  • De bijen zoemen in de bloementuin.
  • De mug zoemt rond mijn oor.
  • De ventilator zoemt zachtjes.
  • De elektrische tandenborstel zoemt tijdens het poetsen.
  • De vlieg zoemt irritant om me heen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zoemen with some of the pronouns.

  • De bijen zoemden in de bloementuin.
  • De mug zoemde rond mijn oor.
  • De ventilator zoemde zachtjes.
  • De elektrische tandenborstel zoemde tijdens het poetsen.
  • De vlieg zoemde irritant om me heen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zoemen with some of the pronouns.

  • De bijen hebben gezoemd in de bloementuin.
  • De mug heeft rond mijn oor gezoemd.
  • De ventilator heeft zachtjes gezoemd.
  • Ik heb de elektrische tandenborstel horen zoemen tijdens het poetsen.
  • De vlieg heeft irritant om me heen gezoemd.